zondag 16 juni 2013

Survival of the fittest

Werkzoekenden die employable zijn houden hun jacht op passend werk langer vol en gebruiken betere zoekstrategieën. Hierdoor hebben ze een veel grotere kans om ook echt een geschikte (nieuwe) job te vinden.

Dit is de verrassende conclusie van een proefschrift over routes naar passend (nieuw) werk waarop Jessie Koen cum laude promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.
 
Aanpassingsvermogen
Een van de belangrijkste ingrediënten van employability bij het zoeken naar werk is aanpassingsvaardigheid. Koen schrijft:

‘Aanpassingsvermogen duidt op de wil en het vermogen van mensen om over hun loopbaanwensen en –mogelijkheden na te denken, doelen te stellen en acties te ondernemen om die loopbaandoelen te realiseren.’
 
Deze aanpassingsvaardigheid verbetert het zoekproces aanzienlijk. Mensen die employable zijn gebruiken betere zoekstrategieën en zijn beter in staat door te zetten bij tegenslag. Ook is de tevredenheid in een nieuwe baan groter; hierdoor nemen plezier en prestaties in het werk toe en neemt de kans op nieuwe werkloosheid af. 
 
Survival of the fittest op de arbeidsmarkt
Darwin zei het al in zijn Survival of the Fittest: niet de sterkste soort overleeft, maar de soort die zich het beste weet aan te passen. Dit blijkt dus ook van toepassing op de arbeidsmarkt.
 
Via deze link vindt u een goed leesbare samenvatting, hier het hele onderzoek. Een aanrader wanneer u uw eigen zoekstrategie scherp wilt stellen en houden!
 
(Realisatie: SCHERP! media)

maandag 3 juni 2013

Talentontwikkeling is vanzelfsprekend voor generatie Einstein

De komende tien jaar is er iets unieks gaande op de arbeidsmarkt: dan zijn vier generaties tegelijk actief op de werkvloer. PdJP interviewde Gerdy Geersing over generaties en talentontwikkeling.

Aart Bontekoning noemt ze de screenagers, Gerdy Geersing gebruikt zelf de term generatie Einstein: het zijn de mensen geboren na 1985 die sinds kort hun stempel op de arbeidsmarkt drukken. Organisatiepsycholoog en talentcoach Geersing van &Talent schreef eerder over de ‘Einsteins’ die op hun talent beoordeeld willen worden en niet zozeer op anciënniteit of functie.
Een disclaimer vooraf: Geersing benadrukt tijdens het interview meerdere malen dat het gevaar van hokjesdenken op de loer ligt als het gaat over generaties. ‘Er zijn ook bejaarde Einsteiners.’ 

Bontekoning beschrijft dat het met de toetreding van screenagers op de werkvloer kan gaan wringen tussen werknemer en management.
‘Zij stellen toch wel wat andere eisen aan werk dan de traditionele manager, zeker als die uit de oudere generaties komen. Dan zie je nog weleens dat dat enige afstemming vereist.’

En dan gaat het om de screenagers?
Het grootste verschil is dat zij met internet en mobiele telefonie opgegroeid zijn en dus volledig gedigitaliseerd zijn. Bovendien zijn ze opgeleid in het studiehuissysteem, waarbij het niet zozeer gaat om parate kennis maar dat je de vaardigheden ontwikkelt om informatie op te zoeken. Voor hen is het digitale werken en op die manier communiceren en je netwerk onderhouden volstrekt normaal.

‘Je ziet het op de werkvloer en bijvoorbeeld ook in gezinnen: mensen reageren heel geïrriteerd op die jongeren die maar continu op dat schermpje kijken. Daar wordt al vrij snel een oordeel over geveld, terwijl dit voor deze generatie de meest effectieve manier is om overal van op de hoogte te blijven.’

De oudere generaties voelen zich soms moreel superieur?

‘Zeker de babyboomgeneratie maar ook de lost generation werken heel erg vanuit hun waarden en idealen, dus die vinden al snel ergens iets van. Terwijl, wat Bontekoning ook zegt, als je een beetje de luiken openzet, kan dat heel veel toegevoegde waarde hebben.’

Kan je ook specifieke talenten op verschillende generaties plakken?

‘Je kunt niet zeggen: “De babyboomers kunnen vooral dit en de Einsteiners hebben vooral dat…” Maar de babyboomers zijn wel in hun werk bezig geweest met het institutionaliseren van hun idealen. Denk aan het ontslagrecht, maar ze hadden ook te maken met wetten omtrent abortus en euthanasie. Bovendien zijn ze bezig geweest met het professionaliseren van organisaties door dingen in structuren en procedures vast te leggen.

‘Het grote verschil met de generatie Einstein is dat die laatsten veel meer gericht zijn op talentontwikkeling. Zij hebben als motto: “Ik wil vooral worden wie ik ben.”(pdf). Dus ik wil doen wat ik leuk vind en wat aansluit bij mijn talenten.’

Als talentontwikkelaar moet dit een gouden generatie zijn.

Ik geloof erin dat het voor iedereen heel belangrijk is om vanuit je talenten te werken en ook voor organisaties, omdat je daarmee veel meer rendement haalt uit mensen.’

Anders gezegd: talentontwikkeling is vanzelfsprekender voor deze jonge generatie?
‘Ja, het is echt vanzelfsprekend voor hen. Ze zeggen: “Ja natuurlijk ga ik mijn talenten inzetten, dat is toch waar ik zelf het meeste voldoening uit haal en dan lever ik toch ook het beste resultaat voor de organisatie?”

(Realisatie: SCHERP! media)